Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AH8689

Datum uitspraak2003-06-18
Datum gepubliceerd2003-06-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers78215 / HA ZA 02-895
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geschil over de omvang van een verkocht perceel.


Uitspraak

Vonnis : 18 juni 2003 Rolnummer: 78215/HA ZA 02-895 De rechtbank te Maastricht, sector civiel, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van: 1. [De heer K. ] en 2. [Mevrouw K. ], beiden wonende te Kerkrade, eisers in conventie, verweerders in reconventie, procureur mr J.E.H.R. Vluggen; tegen [Mevrouw A. ], wonende te Kerkrade, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, procureur mr W.C.G.J. Sterk. 1. Het verloop van de procedure Eisers in conventie, verweerders in reconventie, hierna ook wel kortheidshalve "[Partij K. ]" genoemd, hebben gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna ook wel "[Partij A. ]" genoemd, gedagvaard om te verschijnen voor deze rechtbank en daarbij producties overgelegd. Vervolgens hebben zij bij akte met productie de eis vermeerderd. [Partij A. ] heeft hierop, onder overlegging van een produktie, geconcludeerd voor antwoord in conventie en voor eis in reconventie. Daarna heeft [Partij K. ], onder overlegging van produkties, nog een conclusie van antwoord in reconventie genomen. Op de voet van art. 131 Rv heeft de rechtbank toen een comparitie van partijen na antwoord gelast. Deze comparitie, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, heeft op 28 maart 2003 plaatsgevonden. Omdat daarna gesteld noch gebleken is dat re- en dupliek op grond van art. 19 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk zijn, is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden. 2. Het geschil 2.1 [Partij K. ] heeft van [Partij A. ] een stuk grond gekocht, gelegen aan [adres], dat deel uitmaakt van het perceel plaatselijk bekend als [adres] en kadastraal onder sectie F nummer [XXXX]. 2.2 De notariële levering vond plaats op 25 augustus 2000. Daarbij werd in de akte bepaald dat het ging om "een aaneengesloten gedeelte groot ongeveer een are vijf en zestig centiaren ... zulks als aangegeven op de aan deze akte vastgehechte kaart". 2.3 Voorts bepaalde de leveringsakte onder meer: Artikel 2, lid 2: "Indien de hiervoor vermelde grootte van het verkochte en/of de verdere omschrijving daarvan niet juist of niet volledig is, ontleent geen van partijen daaraan rechten." Artikel 6, onder B: "Koper heeft zich verplicht zorg te dragen voor het verplaatsen van de bestaande poort naar de nieuwe perceelsgrens." 2.4 Tegelijk werd bij die leveringsakte (in artikel 6, onder C) een erfdienstbaarheid van weg/uitweg gevestigd, ten laste van een strook van tenminste 2m20 op dat verkochte stuk grond en ten behoeve van het aan [Partij A. ] in eigendom verblijvende resterende gedeelte van bovenvermeld perceel alsmede van het aan de dames [J. ] en [G. ] in eigendom verblijvende gedeelte van een aangrenzend perceel, waarbij sub 3. werd bepaald: "Het is zowel aan de eigenaren van het heersend erf, als aan die van het dienend erf en aan alle andere personen, die van de weg/uitweg gebruik maken, verboden om vervoermiddelen van welke aard ook of andere zaken op de weg/uitweg te plaatsen anders dan voor het directe gebruik van de weg/uitweg als zodanig vereist zal zijn, zodat dit gebruik ongehinderd en onverminderd zal kunnen plaats hebben." en sub 5.: "Bij overtreding of toerekenbare tekortkoming (hierna weer te geven met niet-nakoming) ten aanzien van een of meer der bepalingen sub 2 en 3 vermeld, wordt door de overtreder respectievelijk de nalatige ten behoeve van zijn tegenpartij te dier zake een terstond vorderbare boete verbeurd van eenhonderd gulden (f 100,--), voor iedere overtreding of niet-nakoming en voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de overtreding of niet-nakoming voortduurt". 2.5 In overeenstemming met de hiervoor geciteerde bepaling van artikel 6, onder B, heeft [Partij K. ] de poort die zich oorspronkelijk bevond aan de achterzijde van het perceel (d.w.z. aan de kant van [adres]) verplaatst, echter naar een dusdanige andere plek op het perceel dat, in verband met een muur die hij op zijn eigen stuk grond heeft gemetseld, er geen auto meer door kan. in conventie 2.6 [Partij K. ] stelt dat hij met [Partij A. ] was overeengekomen dat de lengte van het door hem te verwerven terrein, gemeten aan de korte zijde vanaf [adres] tot aan de achterzijde van het terrein van [Partij A. ], als bevestigd in de leveringsakte, 25,4 meter zou bedragen. Bij opmeting door het kadaster is echter gebleken dat hij de erfafscheidingspoort, op aanwijzingen van [Partij A. ], aan die kant slechts op 23,4 meter afstand van [adres] heeft geplaatst. 2.7 Hij stelt dat hij hierdoor niet heeft kunnen voldoen aan de erfdienstbaarheidsverplichting, zodat hij zich gedwongen heeft gezien om een stenen afscheiding op zijn terrein te laten verplaatsen voor een prijs van € 2.500,--, om aan mevrouw [J. ] advocaat- en deurwaarderskosten te vergoeden ten bedrage van € 4.314,93 en om aan de laatste terzake van verbeurde dwangsommen € 2.000,-- te voldoen. 2.8 [Partij K. ] heeft op grond van het bovenstaande bij dagvaarding van 18 september 2002, gevolgd door vermeerdering van eis bij akte ingediend op 3 oktober 2002, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Partij A. ] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dat vonnis: - ervoor zorg te dragen dat de erfscheiding twee meter verplaatst wordt opdat de afstand vanaf [adres] tot de achterzijde van de tuin van [Partij A. ] aan de korte zijde 25,4 meter zal bedragen in plaats van de huidige 23,4 meter, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat [Partij A. ], nadat twee dagen na voormelde betekening zijn verstreken, in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen; - aan [Partij K. ] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 8.814,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.814,93, vanaf de dag der inleidende dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening; met veroordeling van [Partij A. ] in de kosten van het geding. 2.9 [Partij A. ] heeft deze vordering gemotiveerd weersproken. in reconventie 2.10 [Partij A. ] stelt dat [Partij K. ] de doorgang op zijn terrein niet voor haar heeft vrijgelaten, zoals hij dat op grond van de erfdienstbaarheid verplicht was, waardoor hij de overeengekomen boete heeft verbeurd over een periode van tenminste 195 dagen. 2.11 [Partij A. ] heeft derhalve in reconventie gevorderd om [Partij K. ] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan [Partij A. ] van een bedrag in euros equivalent aan f. 19.500,--, althans een ander bedrag dat in goede justitie wordt vastgesteld, gerelateerd aan het aantal dagen dat [Partij K. ] zijn verplichtingen heeft geschonden waarvoor hij de boete verschuldigd werd, onder veroordeling van [Partij K. ] in de kosten van de procedure. 2.12 [Partij K. ] heeft deze vordering gemotiveerd weersproken. 3. De beoordeling in conventie 3.1 [Partij A. ] heeft zich tegen de vordering in conventie verweerd door te ontkennen dat zij met [Partij K. ] een lengte van 25,4 meter voor de korte zijde aan de rechterkant van het perceel heeft afgesproken. Deze lengte van 25,4 meter betreft volgens haar een gemiddelde, aangezien zij blijkens de tekst van de leveringsakte een terrein van 165 centiare aan [Partij K. ] heeft verkocht, met een breedte van 6,5 meter en een schuine zijde aan [adres]. 3.2 [Partij A. ] stelt dat ten tijde van de verkoop en levering de precieze maten van het terrein onbekend waren en dat zij samen met [Partij K. ] de grens heeft bepaald op het moment dat de laatste in onderling overleg de poort heeft verplaatst naar de nieuwe erfscheiding. 3.3 Overigens stelt [Partij A. ] dat [Partij K. ] zijn eventuele rechten ten aanzien van het niet aan de koopovereenkomst beantwoorden van het geleverde stuk grond heeft verwerkt, aangezien hij zich daarover pas in februari 2002 voor het eerst heeft beklaagd. 3.4 [Partij A. ] bestrijdt tenslotte dat de lengte van de korte kant van het terrein iets te maken heeft met de in het leven geroepen erfdienstbaarheid. Om aan de laatste te kunnen voldoen heeft [Partij K. ] een muur die hij zelf had laten metselen op last van de rechter weer af moeten breken. [Partij A. ] voert aan dat zij voor de ten gevolge hiervan door [Partij K. ] geleden schade niet verantwoordelijk kan worden gesteld. 3.5 De rechtbank is van oordeel dat de door [Partij K. ] aangevoerde stellingen zijn vordering in conventie niet kunnen dragen. Zij kan daarbij in het midden laten wat partijen bij verkoop en levering precies zijn overeengekomen ten aanzien van de lengte van korte zijde van het verkochte stuk grond. De tekst van de leveringsakte geeft op dit punt geen uitsluitsel. Die vermeldt slechts een oppervlakte van "ongeveer een are vijf en zestig centiaren", daaraan toevoegend dat partijen aan een eventuele over- of ondermaat geen rechten kunnen ontlenen. Op het aangehechte kaartje kan weliswaar een vermelding van 25,4m worden onderscheiden, maar dat kaartje is onduidelijk en sluit geenszins uit dat het hier een gemiddelde maat betreft, ook al gezien het feit dat de in de tekst opgenomen oppervlakte van 165 centiaren bij de niet betwiste breedte van 6,5 meter met een dergelijke interpretatie overeenkomt. Wat hier ook van zij, deze onduidelijke overeenkomst tussen partijen werd nader ingevuld op het moment dat partijen in onderling overleg samen de grens bepaalden, toen [Partij K. ] de scheidingspoort verplaatste. 3.6 Naar het oordeel van de rechtbank heeft [Partij K. ] derhalve nu niet het recht om van [Partij A. ] te eisen dat zij de door hem geplaatste erfscheiding twee meter verplaatst of laat verplaatsen, zodanig dat deze aan de korte zijde op een afstand van 25,4 meter van [adres] komt te staan. Ook aan hetgeen [Partij K. ] daarnaast heeft geëist, namelijk dat [Partij A. ] de door hem geleden schade ten gevolge van de door hemzelf in zijn visie verkeerd geplaatste poort moet vergoeden, vervalt daarmee elke rechtsgrond. Opnieuw kan de rechtbank daarbij in het midden laten of deze schade nu het gevolg is van de plaatsing van deze poort of van de door [Partij K. ] op zijn eigen terrein gemetselde muur. 3.7 De vordering in conventie moet dan ook in zijn geheel worden afgewezen en [Partij K. ] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van de procedure in conventie voor zijn rekening moeten nemen. in reconventie 3.8 [Partij K. ] heeft zich tegen de vordering in reconventie verweerd door te stellen dat het voor hem in verband met de bouwwerkzaamheden tot en met juni 2001 onmogelijk was om aan de verplichtingen uit hoofde van de erfdienstbaarheid te voldoen. Hij heeft dit in een vroeg stadium ook aan [Partij A. ] laten weten en [Partij A. ] is daarmee toen akkoord gegaan, althans heeft daartegen niet geprotesteerd. In de maand juli 2001 heeft hij de doorgang in overeenstemming met de gemaakte afspraken vrijgemaakt. 3.9 [Partij K. ] stelt voorts dat er geen enkele basis is voor de periode van 195 dagen, waarover [Partij A. ] de boete thans van hem vordert. 3.10 De rechtbank heeft inderdaad niet in de stellingen van [Partij A. ] kunnen achterhalen waarop het door haar geclaimde aantal van 195 dagen is gebaseerd. In die zin is de vordering die [Partij A. ] in reconventie heeft ingediend, onvoldoende bepaald en onvoldoende gemotiveerd onderbouwd om te worden toegewezen. Daarbij neemt de rechtbank mede in overweging dat, naar zij op grond van het proces-verbaal van de comparitie heeft kunnen vaststellen, [Partij A. ] volgens haar eigen uitlatingen "tijdens de duur van de bouwwerkzaamheden er geen probleem mee had dat zij nog niet van de erfdienstbaarheid gebruik kon maken." 3.11Ook de vordering in reconventie moet derhalve worden afgewezen en de kosten van procedure in reconventie moeten dan ook door [Partij A. ] voor haar rekening worden genomen. 4. De uitspraak De rechtbank te Maastricht, in conventie -wijst het gevorderde af; -veroordeelt [Partij K. ] in de kosten van de procedure aan de zijde van [Partij A. ] gevallen en tot op heden begroot op € 230,-- aan griffierecht en € 780,-- voor salaris procureur; in reconventie -wijst het gevorderde af; -veroordeelt [Partij A. ] in de kosten van de procedure aan de zijde van [Partij K. ] gevallen en tot op heden begroot op nihil aan griffierecht en € 390,-- voor salaris procureur; Dit vonnis is gewezen door mr Heim, rechter-plaatsvervanger, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.